In Nederland is er momenteel een groot tekort aan opvangplekken voor asielzoekers. De opvangcentra zitten overvol. Hierdoor zijn de omstandigheden voor de mensen die er verblijven heel moeilijk. Daarom heeft begin 2024 de regering bepaald dat iedere gemeente vanaf 1 juli 2025 meer asielzoekers moet opvangen. Ook is vastgelegd hoeveel opvangplaatsen er nodig zijn. Deze zijn verdeeld over alle provincies en gemeenten. Dit staat in de Spreidingswet. Dit heeft ook consequenties voor Ridderkerk.
2025: Mogelijke uitbreiding asielopvang in Ridderkerk
Met de verplichting voor provincies en gemeenten wil het Rijk ervoor zorgen dat er voldoende opvangplekken komen. Ook wordt zo de opvang evenwichtiger over het land verdeeld. Op dit moment biedt Ridderkerk al onderdak aan 90 asielzoekers. De nieuwe, verplichte, opgave voor Ridderkerk is het opvangen van in totaal 250 personen vanaf 1 juli 2025. Na onderzoek ziet de gemeente een goede mogelijkheid hiervoor op de plek van het oude baggerdepot aan de Oudelande, zie de stippellijn op onderstaande foto.
Het aanbod van Ridderkerk telt alleen als de locatie aan de Oudelande wordt goedgekeurd door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (het COA) en de provincie. Of de uitbreiding doorgaat is daarom nog afhankelijk van besluiten die de komende maanden worden genomen door het COA, de provincie en het Rijk (de verantwoordelijke minister).
Het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk: “Onze gemeente ziet de noodzaak in van het bieden van een fatsoenlijke opvang aan asielzoekers. We hebben daarnaast een wettelijke plicht middels de Spreidingswet die nog steeds van kracht is. Daarom nemen we als gemeente onze verantwoordelijkheid en hebben we gezocht naar een locatie waar het mogelijk is om voor maximaal 5 jaar een opvangvoorziening voor 250 mensen neer te zetten. We hebben bewust gezocht naar een locatie die niet midden in een woonwijk ligt''.
Op dit moment is nog niet zeker of de beoogde nieuwe opvanglocatie er daadwerkelijk komt. Dat is nog afhankelijk van de goedkeuring van het COA, de provincie en uiteindelijk de verantwoordelijke minister.